Minister Elmer ‘Kadè’ Wilsoe van Justitie heeft toch
een officieel verzoek ingediend om de beslaglegging op de banktegoeden van
loterijeigenaar Robertico ‘Robbie’ dos Santos in de Verenigde Staten op te
heffen. Wilsoe ontkende in het Antilliaans Dagblad
van zaterdag nog dat hij zich inhoudelijk bemoeid heeft met deze zaak.
De eigenaar van Robbie's Lottery is verwikkeld in een
strafrechterlijk onderzoek (genaamd ‘Bientu’), dat al drie jaar duurt en waarin
de Curaçaose Justitie hem beschuldigt van het witwassen van geld,
belastingfraude en valsheid in geschrifte. Op verzoek van Justitie hebben de
Amerikaanse autoriteiten met succes een tegoed van ongeveer 46,7 miljoen dollar
bij twee bedrijven van Dos Santos bevroren.
Commentaar
van mr. Karel Frielink
De
Minister van Justitie (MvJ) is nimmer bevoegd het Openbaar Ministerie (OM) te
overrulen in die zin dat hij een aan het OM toekomende bevoegdheid zelf kan uitoefenen
of terugdraaien. Wel is de MvJ politiek verantwoordelijk voor de wijze waarop
het OM zijn bevoegdheden uitoefent. Als hij het daarmee niet eens is kan hij -
als het om algemeen beleid gaat - het OM algemene aanwijzingen geven. Hij kan
zelfs het OM in een concrete zaak een speciale formele aanwijzing geven,
hetgeen (in Curacao, maar ook in Nederland) zelden of nooit voorkomt. De gang
van zaken is in Nederland als het gaat om een concrete aanwijzing uitvoeriger
geregeld dan in de Curacaose wetgeving (RO), maar het principe is hetzelfde.
Een concrete aanwijzing aan het OM dient transparant te zijn, zodat er
parlementaire controle op de MvJ mogelijk is. Uitgangspunt blijft dat de MvJ
zich niet bemoeit met de procedure in een individuele strafzaak. In het
internationale rechtsverkeer komt de MvJ weliswaar vaker in beeld, maar dan
meer als administratief doorgeefluik. In een enkel geval kan de tussenkomst van
de MvJ (machtiging) vereist zijn, maar alleen wanneer dat in de wet is
vastgelegd en in welke (weinige) gevallen (bijv. vervolging van politieke
delicten op verzoek van het buitenland is alleen mogelijk met instemming van de
MvJ). De vraag is of de MvJ zijn boekje te buiten is gegaan door te
interveniëren bij het opheffen van de bevriezing van de tegoeden in de
Verenigde Staten. Het is en blijft immers ingrijpen in een lopende strafzaak,
hetgeen juridisch onjuist en politiek ongepast is. Bovendien is de slotzin in
de brief van de MvJ van 25 april 2012 - dat het OM voortaan voorafgaande
schriftelijke toestemming van de MvJ nodig heeft - tenzij daarvoor een
specifieke wettelijke basis kan worden gevonden - onrechtmatig. Dit alles staat
dan nog los van de vraag waarom de MvJ de brief uberhaupt heeft geschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten