Pagina's

woensdag 9 mei 2012

Kan minister van Justitie ingrijpen in een lopende rechtzaak?


Minister Elmer ‘Kadè’ Wilsoe van Justitie heeft toch een officieel verzoek ingediend om de beslaglegging op de banktegoeden van loterijeigenaar Robertico ‘Robbie’ dos Santos in de Verenigde Staten op te heffen. Wilsoe ontkende in het Antilliaans Dagblad van zaterdag nog dat hij zich inhoudelijk bemoeid heeft met deze zaak.


De eigenaar van Robbie's Lottery is verwikkeld in een strafrechterlijk onderzoek (genaamd ‘Bientu’), dat al drie jaar duurt en waarin de Curaçaose Justitie hem beschuldigt van het witwassen van geld, belastingfraude en valsheid in geschrifte. Op verzoek van Justitie hebben de Amerikaanse autoriteiten met succes een tegoed van ongeveer 46,7 miljoen dollar bij twee bedrijven van Dos Santos bevroren.



Commentaar van mr. Karel Frielink


De Minister van Justitie (MvJ) is nimmer bevoegd het Openbaar Ministerie (OM) te overrulen in die zin dat hij een aan het OM toekomende bevoegdheid zelf kan uitoefenen of terugdraaien. Wel is de MvJ politiek verantwoordelijk voor de wijze waarop het OM zijn bevoegdheden uitoefent. Als hij het daarmee niet eens is kan hij - als het om algemeen beleid gaat - het OM algemene aanwijzingen geven. Hij kan zelfs het OM in een concrete zaak een speciale formele aanwijzing geven, hetgeen (in Curacao, maar ook in Nederland) zelden of nooit voorkomt. De gang van zaken is in Nederland als het gaat om een concrete aanwijzing uitvoeriger geregeld dan in de Curacaose wetgeving (RO), maar het principe is hetzelfde. Een concrete aanwijzing aan het OM dient transparant te zijn, zodat er parlementaire controle op de MvJ mogelijk is. Uitgangspunt blijft dat de MvJ zich niet bemoeit met de procedure in een individuele strafzaak. In het internationale rechtsverkeer komt de MvJ weliswaar vaker in beeld, maar dan meer als administratief doorgeefluik. In een enkel geval kan de tussenkomst van de MvJ (machtiging) vereist zijn, maar alleen wanneer dat in de wet is vastgelegd en in welke (weinige) gevallen (bijv. vervolging van politieke delicten op verzoek van het buitenland is alleen mogelijk met instemming van de MvJ). De vraag is of de MvJ zijn boekje te buiten is gegaan door te interveniëren bij het opheffen van de bevriezing van de tegoeden in de Verenigde Staten. Het is en blijft immers ingrijpen in een lopende strafzaak, hetgeen juridisch onjuist en politiek ongepast is. Bovendien is de slotzin in de brief van de MvJ van 25 april 2012 - dat het OM voortaan voorafgaande schriftelijke toestemming van de MvJ nodig heeft  - tenzij daarvoor een specifieke wettelijke basis kan worden gevonden - onrechtmatig. Dit alles staat dan nog los van de vraag waarom de MvJ de brief uberhaupt heeft geschreven.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten